Het Antwerps bestuursakkoord:
"Wij zijn bang"


Februari 2001

Koen Dille

Een telefoonboek...

Antwerpen is de enige stad waar 33% van de kiezers voor het Blok heeft gestemd. Juist daarom hebben de SP, de VLD, de CVP en Agalev besloten om een coalitie te vormen. Het merkwaardige is nu dat nergens in het bestuursakkoord dat die vier partijen afsloten, naar dat probleem wordt verwezen, zelfs niet in bedekte termen. De coalitiepartners vonden het evenmin nodig om hun beleid van de vorige zes jaar te evalueren. Of als ze dat dan al deden, zijn ze er in elk geval niet mee naar buiten gekomen. Nochtans was tijdens de vorige zes jaar nagenoeg dezelfde vierpartijencoalitie(1) aan de macht. En ook die was precies gevormd om het Blok te counteren. Alleen was het resultaat dat die partij op 8 oktober 2000 met vijf procent ... vooruit ging. Reden, zou men dan denken, om zich af te vragen wat er specifiek in Antwerpen mis loopt. Maar daar vind je dus in de tekst van het Bestuursakkoord zelfs geen aanzet tot reflectie over.

Het enige wat je als algemene overweging krijgt, staat in een bijzonder korte inleiding. Die bevat twee punten. Ten eerste dat er geen geld is. Ten tweede dat de onderhandelaars "veel belang (hechten) aan de communicatie met de bevolking". Daarom zullen ze het bestuursakkoord "in de verschillende stadsdelen bespreken met de bevolking en aanpassen waar wenselijk." Om dat te doen "zal het schepencollege het bestuursakkoord op een bevattelijke manier resumeren".

Het probleem is echter dat dit bestuursakkoord niet te resumeren valt. Je zou net zo goed een telefoongids kunnen samenvatten. Inderdaad, dit bestuursakkoord is nauwelijks meer dan een eindeloze opsomming van voornemens. Aangenomen nog dat het om goede voornemens zou gaan, maar ook dan is het onmogelijk om er, ook met de beste wil van de wereld, enige visie in te bespeuren. Wel liggen er een aantal weliswaar onuitgesproken, maar zeer bedenkelijke krachtlijnen aan de basis van dit bestuursakkoord. We nemen aan dat dit nieuwe schepencollege niet van zin is om nu net die krachtlijnen op te nemen in haar "bevattelijke" resumé voor de bevolking. We komen daar op terug.

(1)Het enige verschil is dat de CVP toen met de Volksunie en een aantal onafhankelijken een eenheidslijst had gevormd onder de naam Antwerpen 94. Strikt genomen was dat dus een vijfpartijencoalitie. In oktober 2000 kwam de Volksunie zelfstandig op. Ze behaalde één zetel en werd niet uitgenodigd om aan de coalitie deel te nemen.terug

...van tweeënzestig pagina´s

Als je de wit gelaten delen niet meetelt, bedraagt de tekst van het bestuursakkoord 62 klein bedrukte pagina´s. Die tekst is onderverdeeld in 23 hoofdstukken van zeer ongelijke lengte. Aan een aantal belangrijk geachte items zoals ´financiën´, ´bestuurlijke organisatie´, ´cultuur´ en ´sociale zaken´ worden telkens een vijftal pagina´s besteed. Als je ´haven´ (1,5 p.) en ´economische ontwikkeling, werkgelegenheid en middenstand´ (2,5 p.) samen telt kom je ook nog aan een goede vier pagina´s. ´Ruimtelijke ordening´, samen met ´openbare werken´, (3,5 p.), ´mobiliteit´ (3,5 p.), ´onderwijs´ (3,5 p.), ´toerisme´ (3 p.) en ´leefmilieu´, annex ´afval´ (3 p.) vormen, tenminste als je alleen de omvang in aanmerking neemt, een tweede belangrijke groep. Maar waar je niet naast kunt kijken is dat van die 62 pagina´s er acht (8!) aan veiligheid besteed worden. Dat is bijzonder typerend. Ziedaar meteen een van de krachtlijnen waar we op terug zullen komen.

Behalve die opdeling in 23 hoofdstukken, is dit document zoals gezegd één lange opsomming van dingen die het nieuwe stadsbestuur zich voorneemt in de komende zes jaar te realiseren. Blijkbaar zijn de onderhandelaars vooraf nooit samengekomen om een aantal algemene en fundamentele principes, doelstellingen en richtlijnen uit te stippelen. Dat is heel jammer. Want niet alleen hadden die een leidraad kunnen bieden aan de werkgroepen. Ze hadden ook en vooral als een soort handvest kunnen dienen waaraan het beleid zich de komende zes jaar kon inspireren én die voor de bevolking een soort toetssteen hadden kunnen vormen. Voor de arme ambtenaar wiens taak het nu is om deze tekst ten behoeve van de bevolking "op een bevattelijke manier te resumeren", zou het bovendien een onschatbare hulp zijn geweest. .

Kortom, er ontbreekt een essentieel onderdeel aan dit akkoord. Het had moeten beginnen met een soort basisverklaring. Daarin hadden minstens de volgende vier punten moeten staan:

Ten eerste Samenwerking. Uit een audit die de stad over haar eigen functioneren heeft laten opstellen is onder meer gebleken dat de samenwerking tussen de schepenen absoluut beneden peil was. Inderdaad, het is bijvoorbeeld alom geweten dat de liberalen en Agalev elkaar voortdurend voor de voeten liepen om niet te zeggen dat ze elkaar stokken in de wielen staken (met excuses voor deze wat vreemd gecombineerde beeldspraak). Dat de bar slechte verstandhouding tussen Agalev en VLD niets te maken had met toevallige persoonlijke aversies, is trouwens nog eens gebleken tijdens de onderhandelingen voor dit bestuursakkoord. Volgens diezelfde audit bewaakten een aantal schepenen hun bevoegdheden als waren die hun privé jachtterrein. Baronieën heette dat vroeger in Antwerpen. Anders gezegd: elke schepen stond op zijn strepen. Agalev en de VLD hebben zich in de vorige zes jaar wonderwel in die typische Antwerpse bestuurscultuur ingepast. Het had dan ook geen kwaad gekund om in een soort preambule te zetten dat het college zich deze keer stellig voorneemt samenwerking, coördinatie en overleg als basisprincipe te nemen voor zijn beleid. Een beetje gespreid over het hele akkoord staat nu al bij tal van voorgenomen beleidsdaden uitdrukkelijk te lezen dat ze de bevoegdheid van één schepen overschrijden. Zoiets impliceert met andere woorden samenwerking. De enige vorm van samenwerking echter die de media nu steevast uit de tekst halen en voorop plaatsen, is deze tussen de burgemeester en de schepen voor veiligheid. Als beeldvorming omtrent de prioriteiten van de Antwerpse politici geeft dat te denken.

Ten tweede Participatie. In de korte inleiding verklaren de coalitiepartners veel belang te hechten aan communicatie met de bevolking. Communicatie met de burger, daar zijn we natuurlijk niet tegen. Maar het begrip dient een nauwkeurige inhoud mee te krijgen. Al te dikwijls blijkt communicatie niet meer dan een stuk of wat eenrichtingtechniekjes om zijn koopwaar - die dan nog dikwijls uit gebakken lucht blijkt te bestaan - te slijten. Waar ligt de grens tussen communicatie of voorlichting enerzijds en politieke marketing of zelfs ordinaire propaganda anderzijds? Zoals het er nu in het bestuursakkoord staat, komt het in alle geval betuttelend over. Het stelt de burger nog te veel voor als een passieve cliënt aan wiens wensen men tegemoet wil komen. Waar het op aan komt is dat men de burger niet zozeer consulteert, wat op zich al meer is dan alleen ermee communiceren, maar dat men hem vooral betrekt bij de besluitvorming. Dat veronderstelt ten eerste klare, concrete afspraken met de nieuw opgerichte en verkozen districtsraden, want die beschikken van nu af over een weliswaar beperkt maar niet onbelangrijk pakket bevoegdheden. In die afspraken kan bijvoorbeeld de voorwaarde besloten liggen dat de stad pas de nodige middelen vrijmaakt als de districtsraden inderdaad de burger via alle overleg- en participatiemiddelen bij de besluitvorming hebben betrokken. Ten tweede had die burgerparticipatie als fundamenteel beleidsprincipe letterlijk vooropgesteld moeten worden. In de loop van de 62 pagina´s tekst wordt weliswaar een paar maal gewezen op de noodzaak om de burger bij het beleid te betrekken. Daar een paar keer terloops op wijzen is echter niet hetzelfde als dit vooraf, in een soort preambule, te formuleren in de vorm van een keihard beleidsprincipe, een leidraad, een formele en algemeen geldende en vooral een bindende én, nog belangrijker, een controleerbare afspraak.

Het volstaat ook niet dat men het principe alleen maar vermeldt. Het moet omschreven worden. Participatie en overleg impliceren bijvoorbeeld dat er permanente evaluatie en bijsturing voorzien zijn. Welke consultatie- en inspraaktechnieken wil men daarbij aanwenden? Welke en hoeveel materiële, virtuele en politieke ruimte stelt men daarvoor ter beschikking?

Ten derde Ruimtelijke positieve discriminatie. Nog een fundamenteel beleidsprincipe zou kunnen zijn dat men een aantal wijken, straten of buurten als bevoorrecht aanduidt. Een soort van positieve discriminatie dus, maar dan niet ten aanzien van groepen of individuen, maar van ruimtelijk bepaalde entiteiten, dus van duidelijk omschreven stadsgedeelten. Voor elke beleidsdaad zou dan concreet nagegaan kunnen worden in hoeverre de geselecteerde wijken, buurten of zelfs afzonderlijke straten en pleinen er concreet wel bij varen. Iets als een "buurtwelzijnseffectenrapport" dus.

Ten vierde De stad is er voor iedereen. De stad is in de eerste plaats een dienstverlener. De stad is er voor alle inwoners. Dus ook voor hen die er misschien tijdelijk verblijven. En natuurlijk ook voor wie geen stemrecht heeft. Door te schermen met termen zoals "inburgering" en "medeverantwoordelijkheid" en met begrippen zoals "sociaal contract" met "wederzijdse rechten en plichten", zoals dat het geval is in het hoofdstuk ´sociaal beleid´, focust men in de allereerste plaats op wie tekort schiet. Zo benadrukt men vooral het sociaal afwijkend gedrag. Daar spreekt een diep wantrouwen uit voor alles wat niet aan "de" norm voldoet. Het suggereert een sociaal beleid dat vooral gericht is op gelijkschakeling, normering, controle en disciplinering. Verschillen, onderverstaan natuurlijk culturele verschillen, worden als hinderlijk en bedreigend beschouwd. En dat ondanks de retoriek die je elders in dit bestuursakkoord tegenkomt.

Tot zover de hoofdlijnen die er in hadden moeten staan. Wat nu met de zaken die er effectief in staan? We halen er twee uit: financiën en veiligheid. Het eerste omdat dat eigenlijk hét grote probleem is dat alle andere hypothekeert. Het tweede omdat we daar precies te maken hebben met de alles benevelende obsessie van het stadsbestuur. En met één van de onderliggende, onuitgesproken krachtlijnen, waar we het hiervoor over hadden.

Financiën

Het bestuursakkoord kondigt in zijn hoofdstuk financiën "moedige maatregelen" aan. Die zullen "niet alleen een technisch karakter" vertonen. Er zullen ook "principiële beslissingen" worden genomen. Toch krijgt men hoofdzakelijk een vijf pagina´s lange opsomming te lezen van zeer technische maatregelen. Wat die principiële beslissingen dus eigenlijk zijn, is verre van duidelijk. Ook niet duidelijk, maar wel verontrustend, is de verwijzing naar wat verhullend genoemd wordt "valorisatie van roerende en onroerende activa". Of zijn dat soms die principiële beslissingen? Wat kunnen die anders inhouden dan privatisering en/of pure verkoop van waardevolle stukken uit het patrimonium aan zij die er de centen voor hebben, namelijk privé-instanties? Nog onduidelijker, en dus des te alarmerend is de passage waarin men het heeft over "uitbesteding van niet-kerntaken." Iedereen snapt dat dit camouflagetaal is voor het afstoten van wat veel kost en niets opbrengt. Misschien nog zo´n principiële beslissing? Wat zijn trouwens kerntaken en wat niet? Overigens, als je al iets een kerntaak kunt noemen, dan is dat toch zeker de haven. En uitgerekend die blijkt nu precies al grotendeels "uitbesteed". Geprivatiseerd dus.

In plaats van een aantal zogenaamde principiële beslissingen aan te kondigen had men misschien eens kunnen denken aan een radicale politieke actie met als doel een moratorium op de schuldenlast af te dwingen. De stad heeft haar financiële moeilijkheden te wijten aan haar enorme schuldenlast. Die bedraagt inderdaad 45,5 miljard. Al veel eerder is er gepleit geworden voor een moratorium. Dat houdt in dat men de afbetaling van die schulden zou opschorten, al was het maar tijdelijk. Met het aldus vrijgekomen bedrag zou men een vooruitstrevende sociale politiek kunnen voeren. Er moet daar natuurlijk voor worden onderhandeld met de hogere overheden en wellicht ook met een aantal privé schuldeisers. Maar juist zoiets zou pas een "moedige" en "principiële" beslissing zijn. Op het moment dat burgemeester Freddy Willockx van Sint-Niklaas alle gemeenten oproept om in Brussel druk uit te oefenen, om dus te gaan lobbyen voor meer geld bij de federale overheid met ondermeer de bedoeling aldus de politiehervorming te financieren, zou deze coalitie zich misschien als taak kunnen stellen om de Antwerpse bevolking te mobiliseren in een actie voor zo´n moratorium. Als men dan toch wil "communiceren" en de burger laten "participeren"... Nu de straat ontsierd wordt door betogende veehandelaars en hun vrouwen en dokter Beaucourt oproept om het parlement kort en klein te gaan slaan, zou een waardige betoging van de Antwerpse bevolking een deugddoende verademing zijn.

Veiligheid

Dat het langste hoofdstuk van dit bestuursakkoord de veiligheid betreft, noemden we al kenschetsend. Al onmiddellijk blijkt dat men het begrip "veiligheid" in de breedst mogelijke betekenis interpreteert. In een bepaalde passage heet dat "integrale veiligheidszorg". Die ruime interpretatie heeft voor gevolg dat subjectieve en vage begrippen als "onveiligheidsgevoelens", "overlast", "storend gedrag" of zelfs "storend rondhanggedrag" en "maatschappelijk onduldbaar gedrag", of "inbreuken op de geldende normen" in dezelfde grote pot worden omgeroerd samen met juridisch vastomlijnde termen zoals "delicten" en "criminaliteit" of "georganiseerde misdaad", samen ook nog eens met een ratjetoe waarin zowel "verkeersveiligheid" zit als "milieumisdrijven", "intrafamiliaal geweld" en zelfs racisme en xenofobie. Uiteraard worden die vage begrippen niet gedefinieerd. Zoveel mist en rook en toch nog acht pagina´s met veiligheid kunnen vullen, dat is niet iedereen gegeven. Er blijkt maar één lijn in te zitten: tegen dit alles moet de politie optreden. En niet alleen de politie. Ook de burger wordt uitgenodigd om hieraan te participeren. Tiens, bedoelen ze dat soms met participeren? Welke precieze onderrichtingen men die burgers zal meegeven in hun taak van politiehulpje en hoe men ze daarvoor gaat klaar maken, staat echter nergens te lezen. Onder het mom van een sociaal geïntegreerde politie, genre joviale wijkagenten met grote snorren die de buurt kennen, krijgen we een samenlevingsconcept dat gefixeerd is op veiligheid, een dat het buurtleven in de eerste plaats georganiseerd ziet rond achterdocht en elkaar van achter het gordijntje in het oog houden. Buurten in gevaar worden uitsluitend gepercipieerd als gevaarlijke buurten. Het tot in den treure aangehaalde gevoel van onveiligheid wordt verinnerlijkt. Meer blauw op straat wordt meer blauw in je hoofd. Je zou op den duur nog sympathie krijgen voor de straatbarbecues van Stevaert.

De bevoegdheden van de toekomstige schepen voor veiligheid dreigen bovendien nog uit te dijen tot die van andere schepenen. "Verloedering, vervuiling en het verkommeren van buurten vormen (ze worden zelfs niet alleen maar zo gepercipieerd! onze cursivering, KD) bedreigingen". Dat de respectieve schepenen voor ruimtelijke ordening, sociale zaken, stadsreiniging en milieu maar op hun tellen passen. Met een eigengereid en voortvarend schepen voor veiligheid, zoals Grootjans, zou de samenwerking zou wel eens kunnen verworden tot inmenging.

Slotsom, de opstellers van dit document geven de indruk dat ze zelf gebukt gaan onder dat zogenaamde onveiligheidsgevoel. Dat en de onuitgesproken verzuchting de burger te ´normaliseren´ en te ´disciplineren´ zijn de onderliggende bekommernissen van dit nieuwe stadsbestuur. Wedden dat u ze niet terug zult vinden in het "bevattelijke" resumé dat de stad aan haar burgers - wanneer eigenlijk? - gaat "communiceren"?