Over de Vlaamse volksaard en het nieuwe plichtendenken.

Eric Corijn

Februari 2001

Naar aanleiding van de publicatie van Manu Claeys´ essay over het Vlaams Blok in elk van ons.

De weinige ernstige pogingen om de "Vlaamse uitzondering" te duiden moeten worden gekoesterd. Daarom is de publicatie van "Het Vlaams Blok in elk van ons" van Manu Claeys in boekvorm een bijdrage tot een nog onbestaande discussiecultuur. De tekst verscheen eerder als een kerstverhaal in afleveringen in De Standaard (23-30 december 2000). Laten we onze reactie als volgt samenvatten. We zijn het eens met de agenda die Manu Claeys voorstelt: om het gevaar van het Vlaams Blok te keren moeten we een discussie hebben over het type samenleving dat in Vlaanderen wordt opgebouwd. We zijn het niet eens met zijn manier van analyseren: eerst Vlaanderen personifiëren: "Op 8 oktober keek Vlaanderen weer verbaasd naar de eigen bruine stem". Dan dat personage bedelen met een vermeende "volksaard", met zulke zwakke psychologische kenmerken dat het "Vlaams Blok in elk van ons zit". En tenslotte een gedragstherapie, een exorcisme bijna, voorstellen die erg moraliserend en disciplinerend is.

We denken niet dat die manier van kijken een juiste diagnose inhoudt en dus ook geen echte oplossingen voorhoudt.

Manu Claeys vertrekt van de notie "volksaard", zonder die overigens ergens goed te definiëren. Hij leunt daarbij zeer sterk aan bij de Duitse romantische traditie. Die kwam op tegen de meer politieke definitie van "volk" die uit de Franse revolutie kwam: al diegenen die in een zelfde staat deel hebben aan dezelfde wetten . Daartegenover onderstreepte ze het bestaan van een bloedrecht, van een "Volksgeist" eigen aan alle leden van het volk, waar ze ook woonden. We zijn het eens met de kritiek die Guido Fonteyn al tegen deze mythische opvatting formuleerde (De Standaard, 13 januari 2001). Men kan een samenleving niet benaderen vanuit een aantal wezenskenmerken zonder precies aan te geven waaruit die dan wel zouden voortkomen. Claeys zit zelf gevangen in die ambivalentie, want in zijn vijfde hoofdstuk schrijft hij over het eigen volk als een "hersenschim" en over de "dominante cultuur" of de " nationale aard" als historische producten. (Daarom is het zo belangrijk die historische omstandigheden te duiden, maar daarover zodadelijk iets meer). Trouwens mocht de auteur niet denken dat minstens hijzelf aan die wezenskenmerken kan ontsnappen, hoe zou hij dan in staat zijn geweest zijn kritisch essay te schrijven? En is niet precies de illusie dat er zo´n wezenlijke volksaard bestaat de sokkel waarop het Vlaams Blok haar uitsluitingsdiscours bouwt?

De dubbelzinnigheid is er wel, maar het hoofdargument blijft afgeleid van die basisstelling. Claeys beweert dat de Vlaamse volksaard is gekenmerkt door zes mentale tekorten: een gebrek aan consequentie, een gebrek aan inlevingsvermogen, een gebrek aan realiteitsbesef, een gebrek aan rationaliteit, een gebrek aan durf en een gebrek aan burgerzin. Nogal sterke beweringen die niet alleen niet worden aangetoond, maar daarenboven ook snel worden veralgemeend. Nu mag de tekst enige literaire ambities hebben, teveel fantasie helpt ons niet een betere kijk op onze samenleving te krijgen. Maar de auteur gelooft het zelf: het is aan die psychologische kenmerken te wijten dat het Vlaams Blok zo sterk is. Drie veralgemeningen sluiten ons op in een verder lang uitgesponnen essay: er bestaat een volksaard, de Vlaamse volksaard bestaat uit zes mentale tekorten, en daardoor krijgt extreem rechts hier zoveel steun. En zoals het de traditionele psychiatrie past wordt opsluiting met een nieuwe disciplinering voorgesteld: een Verklaring van de Mensenplichten moet helpen een nieuw volk te creëren (sic).

Deze basisanalyse leidt tot een wel erg psychologiserende, moraliserende opvatting over de politiek. Bij Manu Claeys gaat politiek niet over maatschappelijke keuzes, over alternatieve projecten of over confrontatie van verschillende belangen. Hij verdedigt een erg consensuele politiek van de gulden middenweg: "een democratische politiek draait er toch om tegenstrijdige belangen met elkaar te verzoenen om zo alle burgers beter te dienen". Dat is de opdracht van de politici. Ze moeten ophouden "de kiezer" naar de mond te praten en zich boven het gewoel plaatsen: "We hebben brede coalities nodig die sterke daden verrichten en daar stevig over communiceren met de bevolking". En de centrale lijn van het beleid moet dan zijn de burger diets te maken dat er alleen rechten bestaan als ze worden ingeruild tegen plichten. En dat er op het gedisciplineerd gedrag van de mensen (De Vlaamse volksaard) nogal wat aan te merken is. ("Gemakkelijk heeft de goedbedoelende politicus het niet, daarom moeten we hem prijzen"). De opdracht is immers nogal omvangrijk: " de Grote Bijsturing van de Vlaamse volksaard"....

Er is iets grondig mis met de politieke filosofie van het lange essay. Het Blok maakt immers eenzelfde analyse, weliswaar met andere conclusies. Ook zij vertrekken van een wezenlijke volksaard. Het Blok vindt die positief en Manu Claeys niet. Het Blok vindt dat die bedreigd wordt door vreemde invloeden en Manu Claeys vindt dat de volkaard zelf moet worden bijgestuurd. Maar beiden zoeken ze naar een maatschappelijke consensus om met een sterk beleid "het volk" de nieuwe perken aan te leren. We zijn het niet alleen oneens met de uitgangspunten van Claeys, we denken ook niet dat het een goed antwoord is op de verspreiding van de politieke ideeën van uiterst rechts.

Betekent dat dan dat wij het niet willen hebben over mentaliteit? Zeker niet. Wij spreken al sinds 1991 over het Vlaams Blok als het symptoom van Vlaanderen. We denken ook dat de voortdurende groei van die partij te maken heeft met een voor hen gunstig ideologisch klimaat. Maar onze uitgangspunten zijn verschillend en we leggen de verantwoordelijkheden elders.

We vertrekken van de vaststelling dat er in Vlaanderen verschillende "culturen" onder de vorm van verschillende levenswijzen, levensvisies, stijlen... aanwezig zijn. Zoals in elke moderne verstedelijkte samenleving. En die diversiteit neemt nog toe. Door de immigratie die tradities van elders meebrengt. Door de mondialisering die de wereld steeds sneller dichterbij brengt. Ook door de diversiteit en het pluralisme van filosofische overtuigingen en van smaken en levensstijlen. Het is in die veelvormigheid van het dagelijks leven nog moeilijk een "aard" te onderscheiden. En diegenen die het wel nog hebben over een algemene volksaard doen in vele gevallen niets meer dan de levenstijl van hun eigen groep veralgemenen tot norm. Maar zulke geconstrueerde eigenheid geeft natuurlijk een uiterst slecht beeld van een levende samenleving. Meer nog, alle sociologische studies wijzen erop dat er een toenemende de-traditionalisering aan de gang is. Zoals de mensen op een paar generaties tijd losgekomen zijn van de kerk, zo komen ze nu stilaan los van culturele tradities en vastliggende smaak- en waardepatronen. Ons uitgangspunt is dus niet de Vlaamse aard met al dan niet zijn zes mentale tekorten. Ons uitgangspunt is de reëel bestaande diversiteit in de samenleving.

De vraag is dan hoe de maatschappij in de vormgeving van haar culturele en politieke instellingen, in de verspreiding van de verhalen over die samenleving, in de manier waarop enige samenhang wordt beoogd, met die diversiteit omgaat. En precies daar zit volgens ons "de Vlaamse uitzondering". In andere landen doet uiterst rechts zich voor als een reactionaire defensieve terugkeer naar "vroeger"als antwoord op de effecten van de mondialisering en worden ze bestreden door alternatieve maatschappijmodellen gesteund op fundamenteel andere waarden. In die andere landen is de uitbouw van een natiestaat ook iets van de negentiende eeuw en zoekt men nu eerder te internationaliseren en te regionaliseren.

In Vlaanderen is de toestand verschillend. Hier is de laatste 25-30 jaar een generatie politici, persjongens, cultuurmakers en commentatoren opgekomen die het allemaal moeten hebben van de uitbouw van de zogenaamde "Vlaamse zelfstandigheid", van eigen staatsstructuren en budgetten, van nieuwe instellingen. Op een ogenblik dat in de gehele wereld de natiestaat aangetast wordt door de mondiale ontwikkelingen en het cosmopolitisme in een aantal lagen van de bevolking toeneemt, worden in Vlaanderen alle inspanningen gericht op de vormgeving van die "eigenheid" die de autonomie moeten legitimeren.

En dan moeten we kijken naar de historische tradities waarin die nieuwe elite wortelt, naar de sociaal-economische posities die ze innemen, naar de context waarin de verhalen vorm krijgen en vooral naar de blinde vlekken die in de "nieuwe consensus" voorkomen. Daarin ligt volgens ons de verklaring voor het feit dat in dit stuk van de wereld het uiterst rechtse gedachtengoed zoveel moeilijker is te bestrijden dan in een paar omliggende landen. En daarom denken we dat zonder een duidelijke afrekening met enkele van die specifieke historische kenmerken het Vlaams Blok naadloos zal blijven aansluiten bij de heersende ideologie in Vlaanderen, ideologie die -zij het minder expliciet en bewust- door de belangrijkste instellingen wordt gereproduceerd. (Afrekening wil hier zeggen het tot een bespreekbaar politiek probleem maken en een duidelijk oordeel uitspreken over de gemaakte keuzes)

We hebben na de gemeenteraadsverkiezingen zelf deelgenomen aan het debat onder de titel "Wat we zelf doen, doen we beter ...niet" (1). Wat hebben we ter bespreking voorgelegd?

  1. Dat de ontwikkeling van een Vlaamse cultuur in een context van een geschiedenis van vreemde overheersing diep getekend is door een afwijzing van het vreemde en door een zeker revanchisme. Daarin verschilde dat Vlaams bewustzijn van de 19de eeuw ook sterk van het kosmopolitisme dat voordien eigen was aan de Zuidelijke Nederlanden
  2. Dat de Vlaamse beweging in de twintigste eeuw vooral aan de kant heeft gestaan van een corporatistische, paternalistische, antimodernistische kijk op het samenleven en dat ze zo geworteld is in een katholieke landbouwsamenleving. Dat verklaart waarom belangrijke delen van die beweging "naadloos"samenwerkten met de nazi´s. ( En ook dat velen vandaag nog steeds weigeren de onmenselijke terreur van dat regime te erkennen)
  3. Dat Vlaanderen daardoor voor een stuk is afgesneden van de andere solidaire traditie die gegroeid is doorheen de industrialisatie vooral in het zuiden van België en in Vlaanderen beperkt was tot Antwerpen en Gent.
  4. Dat de verlate industrialisatie van Vlaanderen na de tweede wereldoorlog een heel eigen karakter heeft aangenomen: ze steunde op buitenlandse investeringen waardoor een eigen kmo-burgerij kon groeien. Dat betekent dat de nieuwe Vlaamse burgerij zich onmiddellijk heeft onderworpen aan de concurrentiecriteria op de wereldmarkt, met de daarbij horende arbeids- en mercantiele ethiek onderworpen aan direct geldgewin. In de beeldvorming werd die schraperige en weinig genereuze karaktertrek tot "volksaard" gepromoveerd en cultureel versterkt door de al aanwezige afkeer van het vreemde. Wat een verschil met de grote dagen van het beginnend handelskapitalisme van de 16de en 17de eeuw!
  5. Dat die industrialisatie gepaard ging met een sociaal beleid gericht tegen verstedelijking en de dreiging van een versterkte arbeidersbeweging. De huisvestingspolitiek en het openbaar vervoer moesten ervoor zorgen de rurale tradities en leefomgeving van de nieuwe loonarbeiders in stand te houden. Dat is de basis van een "CVP-staat" en tekent ook de Vlaamse sociaal-democratie.
  6. Dat die kenmerken sterk hebben doorgewerkt eens de opeenvolgende staatshervormingen de instellingen stelselmatig hebben toevertrouwd aan die nieuwe Vlaamse "elite", die er haar stempel en stijl heeft opgedrukt.
  7. Dat zich daarop vanaf het eind van de jaren 70 een sterk utilitair en individualistisch neoliberaal discours entte gericht tegen de staatsuitgaven van de welvaartstaat, het middenveld en voor privatisering. Die ideologie werd mede gedragen door een nieuwe middenklasse die zich richtte op de nieuwe (zogenaamd postmoderne) consumptiecultuur en zich identificeerde met verdere privatisering en commercialisering van de samenleving.
  8. Dat zulk ideologisch individualisme voorbij ging aan de verdere sociale segmentering en fragmentering van de samenleving door een sociaal-economische uitsluiting versterkt door de aanslepende bezuinigingspolitiek. De daardoor toegenomen spanningen in het samenleven werden beantwoord met een veiligheidsdiscours dat een oproep tot disciplinering van het gedrag verbindt aan een uitbreiding van de repressieve taken van de overheid.
  9. Dat in die maatschappelijke context het Vlaams Blok met een populistisch rechts programma greep kan krijgen op de aspiraties tot meer samenhang en samenhorigheid bij zich bedreigd voelende delen van de bevolking.

Die discussiepunten wijzen dus niet op een verkeerde "volksaard" maar op bepaalde institutionele selectiemechanismen die eerder deze dan gene opvattingen en gedragingen bevoordeligen en laten zien. Niet alle levensvormen worden getoond. Niet alle meningen komen aan bod. Niet alle politieke alternatieven worden ernstig genomen... De reëel bestaande verscheidenheid wordt institutioneel versimpeld tot een eenheidsdenken. Dat is trouwens een algemeen verspreid fenomeen van de zogenaamde "Nieuwe wereldorde". Daarin wordt vooral het dagelijks leven van de professionele middenklasse, die zich heeft aangepast aan het competitieve mensbeeld van de wereldmarkt, weerspiegeld. Elke afwijking van die norm wordt als een bedreiging ervaren en dus als delinquentie benaderd. Zelf pleit men voor maximale individuele vrijheid en koketteert men zelfs met het "gefoefel" dat eigen zou zijn aan onze ( in dat geval Belgisch genoemde)"volksaard". Maar voor de anderen pleit men voor een strenge plichtenleer, voor strikte inburgeringvoorschriften, voor permanente controles... Mensenrechten worden geruild tegen individuele plichten. En die nieuwe "flinksheid"- die ook in het essay van Manu Claeys wordt bepleit - is uitzonderlijk zachtzinnig en toegeeflijk tegenover de economische "delinquentie". De miljardenfraude die deel uitmaakt van de concurrentiecapaciteit wordt met een lach tot onze "eigenheid" gerekend. De strapatsen van onze textielbarons, van onze spraaktechnologiehelden of van reconversieondernemers lijken niet te vallen onder de nieuwe "Verklaring van de Mensenplichten".

Over die dubbele moraal waartoe alleen rijken en machtigen toegang hebben wordt te weinig gesproken. Omdat iedereen lijkt te beseffen dat de mythe van een competitieve markteconomie niet bestand is tegen een strikt ethisch discours. Zonder af en toe een scheve schaats te rijden, zonder commissies onder de tafel, zonder belastingsontduiking, zonder tewerkstelling in een grijs en zwart circuit, zonder politieke vrienden ... is het onmogelijk de verwachte rentabiliteit te halen. (Zoals het onmogelijk is in zonder doping in het moderne wielrennen succes te hebben of zoals bepaalde onsportieve overtredingen in het voetbal worden gerekend tot "professionele fouten.). Zij die beter worden van de Vlaamse successen zwijgen dan ook zedig (Zoals ook het wielermilieu van niets weet zolang het niet publiek wordt). Zij die door de onverbiddelijke wedloop worden bedreigd worden aangesproken door de "grote kuis" van het Blok.

Wat in het plaatje ontbreekt is een moedige analyse van de band tussen de mondialisering en de concurrentie en de toegenomen sociale ongelijkheid. Is een cosmopolitische en kwaliteitsvolle cultuur die opkomt tegen de versimpeling gedragen door het populisme, het paternalisme en de commercie. Is een echte democratisering die de politieke discussie doortrekt tot het dagelijkse leven en tot de economische ordening. En dat heeft al lang niks meer met volksaard te maken maar alles met de deontologie van politici, van mediamensen, van cultuurmakers, van intellectuelen... kortom van al die mensen die (goed) betaald worden om de samenleving in kaart te brengen en om alternatieve scenario´s aan een democratische besluitvorming te onderwerpen. En zolang die hoofdzakelijk gericht zijn op voorkeurstemmen, op kijk- en leescijfers, op subsidies, op contracten zal hun "volksaard" hun kritische vermogens aantasten. En zolang zullen diegenen die zich in deze samenleving niet goed voelen aangetrokken blijven tot de simpele remedies van demagogen à la De Winter. En dat maakt ons bezorgd.

Laten we dus zeer duidelijk het onderscheid maken tussen dit pleidooi voor "professionele deontologie "en de "nieuwe plichtenleer" die moralisten bepleiten. In het ene geval gaat het om een zelfopgelegde kwaliteitscontrole die de opdracht van bepaalde maatschappelijke beroepen veilig stelt tegen de verloedering van de commercialisering. Het gaat erom de eigen opdracht te vrijwaren en niet ondergeschikt te maken aan kijk- of koopcijfers, aan stemmenaantallen, aan populariteit of aan puur geldgewin. En dat is heel wat anders dan de plichtenleer uit te bereiden voor de bevolking, dan een "nul-tolerantie" te verzinnen alleen voor die activiteiten die anderen doen, dan inkrimpende rechten te bezwaren door toegenomen plichten.

Wij zien het probleem dus niet in termen van "een verloren lopend volk dat nood heeft aan een verklaring van de mensenplichten" (Manu Claeys). Wij denken eerder aan in een eenheidsdenken gevangen verantwoordelijken die nood hebben aan een praktisch engagement voor universele mensenrechten. Dat vereist vooral een professionele plichtenleer liefst ondersteund door structurele maatregelen die weerstand biedt aan het cynisme van de commerciële cijfers. Dat kan aanleiding geven tot een andere politieke, economische en culturele context. En dat zal, zo denken we, veel meer effect sorteren op onze "volksaard" dan de door Manu Claeys gesuggereerde gedragstherapie. Jihad en McWorld, fundamentalisme en mondialisering, zo zei Benjamin Barber, zijn de twee zijden van eenzelfde medaille en beiden willen ze de democratie kapot. En in dat stuk spelen naast hetVlaams Blok nog wel enkele andere acteurs.

Manu Claeys, Het Vlaams Blok in elk van ons, Van Halewyck, Leuven, 120 blz, 398fr


(1)